Portret: Jan Baars van De Ballentent

Jan Baars, 64, is kok bij de iconische haventent De Ballentent. De kok werkt er al bijna dertig jaar, en vindt het nog steeds leuk. “Het leukste aan mijn werk vind ik het volop bezig zijn met gasten, een biertje met ze drinken en dan aan het avondeten te beginnen.” De coronatijd maakt het wel wat lastiger, om nu opeens maar met twee andere werknemers in de zaak te staan.

Jan begon als dertienjarige in een banketbakkerij waar hij de eerste twintig jaar van zijn carrière begon. Door de vele supermarkten die alsmaar groter werden, rolde hij in andere takken van de horeca. Zo was hij een aantal jaar in een restaurant in het centrum werkzaam, totdat de zaak door Chinezen overgenomen werd. “Die waren niet op zoek naar een kok die Hollandse gerechten kookt.” Via een elektricien kwam hij terecht bij De Ballentent, waar hij nu alweer 26 jaar met vreugde werkt. De Ballentent bevindt zich aan de Parkkade en is een ware Rotterdamse klassieker.

Jan zijn befaamde erwtensoep

Wanneer je naar Jan zijn specialiteit vraagt, noemt hij al gauw zijn erwtensoep. Hij leerde het recept van zijn tante en maakt de soep al dertig jaar op dezelfde manier. “Het is een wat grove soep, zodat je tenminste proeft wat er allemaal inzit. Ik ga niet voor een soep waar af en toe een stukje worst inzit. Bij mij zit er voldoende vlees en groenten in.” Behalve dat de soep een ware klassieker is geworden, vindt Jan het ook zijn lekkerste gerecht.

Nog iets wat Jan typeert, is zijn afsluiter van een gesprek. Jan: “Als ik bij een klant, een vriend of wie dan ook wegga, zeg ik standaard: ‘de ballen’.” De spreuk ‘groetjes en de ballen’ is kenmerkend geworden voor De Ballentent. “Sommige zullen de zin overnemen, maar het is een oud ritme van mij.”

Een nieuw ritme

De Ballentent was voor corona al ongeveer een maand dicht. De keuken werd namelijk vernieuwd, inclusief een nieuwe inductiekookplaat. Jan: “We waren net aan de keuken gewend doen de eerste lockdown kwam.” Na de eerste lockdown hebben de medewerkers nog een zomer kunnen knallen, met het terras erbij. “Er zaten opeens zo’n tachtig mensen. Daardoor valt het voor ons nu opeens zo stil. De omschakeling was groot.”

Voorheen werd er nog weleens geklaagd dat er hard moest worden gewerkt, maar dat gaat nu niet meer op. Baars: “Dat harde werk doen we veel liever dan hoe de situatie nu is.” Jan moet erg wennen aan het nieuwe ritme door de tweede horecasluiting. Zo zegt hij dat zijn rek in de keuken eerst vol hing met bonnen, dan gaat nu natuurlijk niet. “De zaak bestaat al flink een aantal jaar, maar het voelt alsof we net aan het opbouwen zijn.”

Afhaalballen

De eettent is - zoals vele andere zaken - omgeschakeld naar afhaal en bezorging. Jan: “We verkopen nu ballen en ’s avonds wat schnitzels en kippen. We koken maar een deel van de normale menukaart.” Als de Rotterdammer nu werkt, staat hij alleen in de keuken en staan er twee anderen op de vloer, voor het eten wegbrengen en voor de telefoon.

Tuurlijk is Jan blij dat hij in deze tijd kan blijven koken, maar het voelt niet hetzelfde nu de zaak geen gasten heeft. “Koken wordt nu wat minder leuk. Mensen bestellen minder snel een biefstuk, want bij afhaal zijn ze bang dat die taai wordt. Het is als kok het leukste om bijvoorbeeld een sliptong van de pan zo op het bord van de gast te krijgen. Dat gaat nu gewoon niet en dat mis ik”, zegt hij.

De kwaliteit van de maaltijden blijft hetzelfde belooft Jan, maar hij vertelt wel dat dat er iets aan mist. “Het is nu ook anders als ik na de lunch een blikje bier drink, in plaats van glazen uit de tap. We kunnen aan de gasten onze verhalen nu niet vertellen en zij niet aan ons. Ik mis de grappen en grollen die we met ze hebben. De ambiance is er niet. Dit zijn juist de dingen die sfeer geven en de gehaktballen nog lekkerder maken. Dat is onze kracht.” Zich aanpassen aan de situatie lukt gelukkig wel bij Jan. “Maar het is toch anders dan twaalf uur aanwezig zijn om te knallen met de ballen.”

Hoop, geloof en liefde

Om deze lastige en vreemde tijd door te komen, houdt de kok zich aan drie bepaalde woorden: “Ik hou vertrouwen in hoop, geloof en liefde. Je moet geloven dat het beter wordt, hopen dat het snel en goed gebeurt en de liefde voor het vak blijft altijd wel bestaan.”

De liefde voor het vak is er zeker nog, maar Baars twijfelt wel steeds meer aan hoe lang hij het vak nog uit wil oefenen. “Ik ben net 64 geworden en denk steeds vaker dat volgend jaar, als ik 65 ben, ik de jeugd maar een kans ga geven. Ik wil ook wel gezond mijn oude dag nog hebben.” Hij overweegt om minder te werken, of zelfs te stoppen. Deze gedachtes hebben ook met de huidige situatie te maken. “Wel zou het goed kunnen dat als alles weer ‘normaal’ kan worden, ik de smaak te pakken heb en weer helemaal in het oude ritme zit.” Jan ziet dan wel wanneer hij zijn carrière af kan sluiten met, uiteraard, ‘groeten en de ballen’.